Amir Aziz: doelstellingen

Na het beëindigen van deze probleemtaak kan je de volgende leerdoelen:

  • De student kan uitleggen wat een staand order is en kan dit correct uitvoeren.
  • De student weet welke van de geziene verpleegkundige vaardigheden B1 en B2 handelingen zijn en weet wat deze begrippen inhouden.
  • De student kent de verschillende stappen van klinisch redeneren en kan deze toepassen op een casus.
  • De student kan vanuit een casus de verpleegkundige observaties verzamelen en ontbrekende gegeven weergeven.
  • De student kan gestructureerd informatie verzamelen, rekening houdend met de persoonlijke, medische en verpleegkundige gegevens.
  • De student kan een onderscheid maken tussen objectieve en subjectieve gegevens.
  • De student kan een pijn- en misselijkheidsprotocol toepassen en de opgedane kennis en vaardigheden uitbreiden naar andere protocollen.
  • De student kan medicatie aanpassen aan de hand van voorgeschreven protocollen.
  • De student kan eenzelfde protocol van verschillende zorginstanties met elkaar vergelijken.
  • De student kan a.d.h.v. de patronen van Gordon een zorgvrager holistisch in kaart brengen en bespreken.
  • De student kan somatische, niet-somatische, actuele en potentiele verpleegproblemen formuleren a.d.h.v. de PES-structuur en verder uitwerken volgens de stappen van klinisch redeneren.
  • De student kent de anatomie en de fysiologie van het beenderstelsel en de spieren.
  • De student kent de volgende orthopedische pathologieën: heupfractuur, kniefractuur en schouderluxatie met hun mogelijke oorzaken en hun verschillende behandelingsmogelijkheden en mogelijke complicaties.
  • De student kent de anatomie en de fysiologie van de huid.
  • De student kent van de medicatie in de casus: de geneesmiddelengroep, de indicatie, het werkingsmechanisme en de meest courante nevenwerkingen
  • De student kent de meest courante pijnmedicatie, antibiotica, anticoagulantia en anti-emetica alsook hun werkingsmechanisme.
  • De student kan voorgeschreven medicatie opzoeken en aangeven waarom de patiënt deze medicatie dient in te nemen.
  • De student kan relevante nevenwerkingen en verpleegkundige aandachtspunten van bepaalde medicaties benoemen en herkennen.
  • De student kan een wetenschappelijke bijsluiter interpreteren en vertalen naar een concrete patiënte situatie.
  • De student kent het normale wondgenezingsproces en kan de begrippen acute en chronische wonden toelichten.
  • De student kan de verschillende preoperatieve onderzoeken en hun noodzaak benoemen.
  • De student kent de verschillende soorten opnames en kan deze toelichten.
  • De student kan een diaflow ijken en kan het belang hiervan benoemen.
  • De student kan het nut van een redondrain benoemen.
  • De student kan de WHO- pijnladder uitleggen en toepassen.
  • De student kan een definitie van pijn geven, de verschillende vormen van pijn, hun oorzaken en mogelijke behandelingsvormen.
  • De student kent verschillende meetinstrumenten om pijn/misselijkheid te beoordelen en kan deze ook toepassen.
  • De student kan een definitie van misselijkheid geven, de verschillende vormen, mogelijke oorzaken en behandelingsvormen.
  • De student kan verwoorden wat postoperatieve controles precies inhoudt, kan normaal en afwijkende parameters herkennen, beoordelen en interpreteren.
  • De student kan het begrip recovery/ontwaakkamer toelichten
  • De student kan het belang van postoperatieve controles benoemen
  • De student kan op basis van gegevens vanuit een casus een eenvoudig zorgplan opmaken. Dit zorgplan is logisch en doordacht opgesteld.