Jean Van Droogenbroeck: doelstellingen

Na het beëindigen van deze probleemtaak kan je de volgende leerdoelen:

  • De student kan de gegevens onderbrengen onder identificatiegegevens, medische en verpleegkundige gegevens.
  • De student kan a.d.h.v. de patronen van Gordon de verpleegkundige gegevens over de zorgvrager holistisch in kaart brengen en bespreken.
  • De student kan somatische, niet-somatische, actuele en potentiële verpleegproblemen formuleren a.d.h.v. de PES-structuur.
  • De student kan voor de verschillende verpleegproblemen SMART-doelstellingen formuleren.
  • De student kan voor de verschillende verpleegproblemen interventies toegepast op de zorgvrager formuleren.
  • De student kan aangeven op welke manier de zorg geëvalueerd kan worden.
  • De student kan epidemiologisch cijfermateriaal omtrent DM in eigen bewoordingen verklaren en verduidelijken.
  • De student kent de kenmerken en verschillen van DM type 1, 2 en zwangerschapsdiabetes en kan deze ook verklaren.
  • De student kan de normaalwaarden maar ook afwijkingen op gebied van glycemie, HbA1c, HDL, LDL verduidelijken.
  • De student kan de werking van de pancreas, insuline en glucagon in het kader van diabetes mellitus in eigen woorden uitleggen.
  • De student kent de behandelingsmogelijkheden bij respectievelijk DM type 1 en 2.
  • De student kan in het kader van gezonde voeding bij diabetes aangeven welke zaken belangrijk zijn en de voorkeur dragen.
  • De student kan verduidelijken wat een koolhydraatportie is.
  • De student kan in het kader van voldoende fysieke activiteit aangeven welke zaken belangrijk zijn.
  • De student kan de meest courante medicatie bij DM benoemen, alsook indicaties, toedieningsvorm en werking verduidelijken.
  • De student kent van de medicatie in de casus: de geneesmiddelengroep, de indicatie, het werkingsmechanisme en de meest courante nevenwerkingen.
  • De student kent de meest courante benzodiazepines en antidiabetica alsook hun werkingsmechanisme.
  • De student kan verduidelijken vanuit verpleegkundig standpunt welke acute en chronische complicaties DM met zich kan meebrengen. Hij heeft hiertoe aandacht voor het fysieke, psychische en sociale luik.
  • De student kan het metabool syndroom in eigen woorden verklaren en de preventie ervan verduidelijken.
  • De student kan verduidelijken welke lokale (lipodystrofie, lipohypertrofie en lipoatrofie), systemische acute (hypoglycemie, hyperglycemie) complicaties en chronische complicaties (macro en micro-angiopathie, retinopathie, oogafwijkingen, nefropathie en neuropathie) diabetes met zich mee kan brengen.
  • De student kan de pathofysiologie van ketoacidose en hyperosmolair nietketotisch coma verduidelijken.
  • De student kan de rol van diabetes op volgende fysieke problemen verduidelijken (verhoogde kans op infecties, impotentie, jeuk, huidletsels, bindweefsel- en gewrichtsaandoeningen).
  • De student kan de rol van diabetes op volgende psychosociale problemen verduidelijken (depressie, isolatie, stress en angstklachten, eetstoornissen).
  • De student kan op een correcte manier een capillaire glycemiemeting uitvoeren.
  • De student kan op een correcte manier insuline of incretine toedienen via pensysteem.
  • De student kan op een correcte manier insuline toedienen via insulinespuit.
  • De student kent de onderliggende pathologie van diabetesvoet, kan de problematiek van diabetesvoet in eigen woorden verduidelijken alsook de preventieve maatregelen die hiertoe genomen kunnen worden.
  • De student kan het belang van patiënt empowerment en health literacy duiden in de zorg voor een patiënt met diabetes.
  • De student kan diabeteseducatie geven omtrent het meten van de glycemie, het geven van insuline en incretine, het belang van aangepaste voeding, beweging en rookstop.
  • De student kan de zorgvrager op een correcte manier, met oog voor de basisprincipes en de 7 rights of medication, diabetesmedicatie toedienen.
  • De student kan het toedienen van insuline via insulinepomp in eigen woorden verduidelijken alsook de nodige verpleegkundige aandachtspunten opsommen.
  • De student kan het meten van glycemie via continue glucose monitoring (CGM) in eigen woorden verduidelijken alsook de nodige verpleegkundige aandachtspunten opsommen.
  • De student kan het meten van glycemie via Flash Monitoring® Device in eigen woorden verduidelijken alsook de nodige verpleegkundige aandachtspunten opsommen.
  • De student kan met eigen woorden de verschillende terugbetalingssystemen voor diabetespatiënten (zorgtraject en verschillende conventies) opsommen en de daarbij horende voorwaarden.
  • De student kan in eigen woorden verduidelijken wat de mogelijke implicaties zijn van DM op zorgvragers met een andere geloofsovertuiging (Islam, RoomsKatholicisme, …).
  • De student kan verduidelijken waarom de glycemie in ziekenhuissetting vaak ontregeld is en hoe dit wordt opgevangen.
  • De student besteedt aandacht aan wat leefstijlveranderingen voor de zorgvrager met diabetes betekent.