Na het beëindigen van deze probleemtaak kan je de volgende leerdoelen:
- De student kan uitleggen wat een vochtbeperking is
- De student weet wat een vochtbalans is en kan dit ook bijhouden
- De student kan de link leggen tussen de vochtbalans en het dagelijks wegen van de patiënt
- De student kan uitleggen wat een staand order is en kan dit correct uitvoeren/toepassen
- De student kent de anatomie en fysiologie van het cardiovasculair stelsel
- De student kent de anatomie en fysiologie van het gastro-intestinale stelsel
- De student kent de volgende gastro-intestinale pathologieën: oesofagitis, gastrooesofageale reflux, hernia diafragmatica, ziekte van Crohn, colitis ulcerosa, diverticulitis, braken, diarree en obstipatie met hun mogelijke oorzaken en hun verschillende behandelingsmogelijkheden en mogelijke complicaties.
- De student kent volgende cardiale pathologieën: decompensatio cordis, vernauwde coronairen met CABG en AVR als gevolg
- De student kan uitleggen wat dyspneu is. Alsook de mogelijke oorzaken en behandelingen opsommen.
- De student kan uitleggen wat oedeem is en mogelijke oorzaken en behandelingen hiervan opsommen.
- De student kan de verschillende soorten opnames benoemen
- De student kan uitleggen wat een urineweginfectie is
- De student kan mogelijke oorzaken van een urineweginfectie opsommen en kent mogelijke behandelingen
- De student kan voorgeschreven medicatie opzoeken en aangeven waarom de patiënt deze medicatie krijgt
- De student kent van de medicatie in de casus: de geneesmiddelengroep, de indicatie, het werkingsmechanisme en de meest courante nevenwerkingen.
- De student kent de meest courante diuretica en hypolipemiërende geneesmiddelen alsook hun werkingsmechanisme.
- De student kent verschillende meetinstrumenten om pijn en misselijkheid te beoordelen
- De student kan a.d.h.v. de patronen van Gordon een zorgvrager holistisch in kaart brengen en bespreken
De student kan een basis slechtnieuwsgesprek aangaan met de patiënt. De student kan vervolgens ook inspelen op de reactie van de patiënt (op het slechte nieuws). Bijvoorbeeld: ontkenning, angstig, euforie, woede, agressie, … - De student kan somatische, niet-somatische, actuele en potentiele verpleegproblemen formuleren a.d.h.v. de PES-structuur en verder uitwerken volgens SVH.
- De student kent de verschillende soorten stoma’s en hun mogelijke complicaties en kan deze verzorgen.
- De student heeft inzicht in hoe ons ervaringssysteem informatie verwerkt en mee bijdraagt aan de constructie van de werkelijkheid.
- De student kan argumenteren hoe hersenen en bewustzijn als één geheel fucntioneren en niet als een duaal oorzakelijk mechanisme
- De student kan, zich beroepend op het verpleegkundig model van Margaret Newman, argumenteren hoe ziekte kan gezien worden als deel van een totaal bewustzijnsproces.
- De student kan de functie van pijn duiden binnen het evolutionair kader.
- De student kan de noodzaak van de beleving van mentale pijn kaderen binnen het ruimer idee van een bewustzijnsproces.
- De student kent methodieken hoe je met eigen pijnbeleving kan omgaan.
- De student kan duiden hier lichamelijke klachten een vertaling zijn van bewustzijnsprocessen en op hun beurt bewustzijnsprocessen in gang zetten.
- De student kan duiden hoe ziekte een plaats heeft binnen een totaal bewustzijnsproces.
- De student kan argumenteren waarom het duaal denken over lichaam en geest niet opgaat in een logisch opgebouwde redeneerlijn.
- De student heeft inzicht hoe gezondheid en ziekte een expansie zijn van bewustzijn gedefinieerd als de informatiecapaciteit van het systeem en de mogelijkheid tot interactie met de omgeving.
- De student erkent de rol van de verpleegkundige als iemand die anderen mee kan begeleiden naar het punt van contactneming met bepaalde bewustzijnspatronen.
- De student kent complementaire vormen om pijn te benaderen.
- De student herkent hoe patiënten staan ten opzichte van pijnbeleving in de brede betekenis